VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Hocus Pocus en het Zwarte Schaap

Geplaatst op: 08-10-2020, 14:31:12

Het klinkt misschien als de titel van een strip van Marten Toonder en de problemen die een heer van stand het hoofd moet bieden. Maar dat is niet zo. De navolgende casus geldt namelijk voor iedereen met een langstlevende testament. Maar ook voor alle mensen die geen testament hebben en op wiens erfenis de wettelijke verdeling van toepassing is.

Beide regelingen moeten de langstlevende beschermen tegen op geldbeluste kinderen. Maar beschermen ze de kinderen ook tegen een langstlevende die een gat in de hand heeft? Het antwoord is: nee.

Dat blijkt weer eens uit een recente tuchtuitspraak. 

Hoe werken langstlevende testamenten/de wettelijke langstlevende regeling?
Stel, de man overlijdt als eerste in 2020. Of hij een langstlevende testament heeft of helemaal geen, maakt voor dit stuk geen verschil. Zijn erfenis wordt verdeeld over zijn vrouw en zijn beide kinderen. Ieder van hen erft 1/3e deel van zijn nalatenschap. Maar de eigendom van de gehele nalatenschap blijft bij de weduwe omdat die wel goed verzorgd achter moet blijven.

Dit laatste wordt bereikt doordat de kinderen een vordering krijgen op de weduwe ter grootte van hun vadersdeel. Zij kunnen die vordering slechts in specifieke gevallen opeisen. Bijvoorbeeld als de langstlevende overlijdt, failliet gaat of in de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen verzeild raakt. In een testament kunnen nog andere situaties worden vermeld, zoals wanneer de langstlevende opgenomen wordt in een zorginstelling en “het eigen huis moet opeten”. 

Soms staat in het testament ook nog dat de kinderen een rente krijgen over hun kindsdeel. Dat kun je zien als een compensatie omdat ze mogelijk pas vele jaren later het geld echt krijgen en het dan pas kunnen besteden naar eigen inzicht. Hieraan zitten overigens ook fiscale kanten, maar die laat ik nu even buiten beschouwing.

Casus
In de tuchtuitspraak ging het over de volgende zaak.

Vader overleed in 2008 en liet een vrouw, een zoon en een dochter achter. In 2015 draagt moeder haar huis over aan haar zoon voor de getaxeerde waarde van €275.000.
Hij betaalt daadwerkelijk €90.000.

De rest van de koopsom wordt weggestreept tegen zijn vadersdeel van €53.000 en papieren schenkingen van moeder aan hem. Uiteindelijk moet hij nog €49.691 betalen aan zijn moeder; in verband hiermee tekent hij een hypotheekakte met moeder als schuldeiser.

Als moeder een paar jaar later overlijdt, blijkt zij die €90.000 volledig te hebben opgemaakt. Er is dus geen geld om het vadersdeel van de dochter volledig uit te betalen.

Verhaal halen bij haar broer werkt niet afdoende aangezien deze slechts €49.691 hoeft af te lossen aan de erfgenamen van moeder.

Het gaat om een tuchtuitspraak dus om de vraag of de notaris eigenlijk wel de akte van levering had mogen passeren.

De rechters zijn van mening dat de notaris toen geen reden had om aan te nemen dat de dochter benadeeld zou worden. Moeder ontving tenslotte €90.000 en het restant van de koopsom was afgedekt middels die hypothecaire zekerheid. Hierdoor konden de erfgenamen van moeder in ieder geval dat bedrag ad €49.691 gebruiken om de dochter haar vadersdeel uit te betalen. Dat is tenslotte een schuld van de overledene aan de dochter.

Duidelijk is dat langstlevende regelingen dus geen enkele zekerheid bieden voor de (financiële) toekomst van een kind.

Variatie op dit thema
In deze casus ging het om kinderen van dezelfde ouders, die dus allebei ook erfgenaam waren van zowel vader als moeder. Maar het kan nog vervelender uitpakken voor kinderen uit een zogeheten samengesteld huwelijk.

Stel, dat de dochter een kind was uit het eerste huwelijk van vader met zijn ex-echtgenote. Terwijl de zoon geboren wordt tijdens het huwelijk van de man en zijn tweede echtgenote. Dochterlief zou dan een vordering hebben op haar stiefmoeder ter grootte van €49.691. De kans dat de relatie van deze laatste met de dochter net zo goed of zelfs beter is dan die tussen moeder en zoon is vrij klein.

Stel bovendien, dat de weduwe de woning op dezelfde wijze aan haar zoon had verkocht en overgedragen. En vervolgens in tien jaar tijd de restantschuld ad €49.691 had kwijtgescholden aan haar zoon in het kader van de jaarlijkse onbelaste schenkingen. Dan is er helemaal niets meer waarop de dochter zich kan verhalen bij de zoon. De dochter kan geen aanspraak maken op een legitieme portie, aangezien zij geen erfgenaam casu quo legitimaris is van moeder.

Als vader niet het risico wil lopen dat zijn dochter niets erft maar zijn zoon wel, doet hij er goed aan om een andersoortige regeling in zijn testament op te nemen. Bijvoorbeeld door het vruchtgebruik van zijn erfenis na te laten aan zijn weduwe, zonder dat deze de bevoegdheid krijgt om in te teren of te vervreemden. Maar daar zijn fiscaal weer andere gevolgen aan verbonden. Dus een spagaat voor hem: kiest hij voor zijn partner of voor zijn dochter?

Duidelijk is wel, dat hij zo’n keuze altijd weer kan herroepen door een andere regeling vast te leggen in een testament. Pas ná zijn dood zullen de weduwe en de dochter weten wie van hen vader het dierbaarst was.

Bron: column van Ernst Loendersloot, senior kandidaat-notaris, van 7 september 2020 op www.ntrs.nl

Vorige pagina