VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Kifid: Verzekeraar hoeft overlijdensrisicoverzekering niet uit te keren

Geplaatst op: 07-09-2020, 13:44:19

De geschillencommissie van Kifid heeft een verzekeraar in een casus over een overlijdensrisicoverzekering, in het gelijk gesteld. Deze hoeft, na een misverstand tussen verzekeraar en klant, niet uit te betalen.

In 1992 hebben een klant en haar echtgenoot kruislings overlijdensrisicoverzekeringen afgesloten. In 1993 verzoekt de klant de verzekeraar haar verzekering te beëindigen. De verzekeraar beëindigt daarop de overlijdensrisicoverzekering op het leven van de echtgenoot. De overlijdensrisicoverzekering op het leven van de klant blijft in stand.

Verzekeraars keert niet uit

Als de echtgenoot overlijdt, keert de verzekeraar niet uit. Tussen partijen ontstaat discussie of verzekeraar in 1993 de juiste overlijdensrisicoverzekering (die op het leven van de echtgenoot) heeft beëindigd. De klant vordert een betaling door de verzekeraar van een bedrag van 68.067 euro verhoogd met wettelijke rente vanaf 2 september 2019.

Primaire vraag

Wat moet de geschillencommissie van Kifid in essentie beantwoorden? “De commissie moet primair de vraag te beantwoorden of de verzekeraar op grond van een brief van 3 november 1993 van de consument ten onrechte verzekering twee  heeft beëindigd als gevolg waarvan na het overlijden van de echtgenoot in 2019 door de verzekeraar geen uitkering werd verricht aan de consument.”

Polis niet beschikbaar

Op grond van de stellingen van partijen en de door hen ingebrachte stukken gaat de commissie uit van het volgende: “In 1992 hebben de consument en de echtgenoot een huis gekocht. Bij de verzekeraar zijn daarna op grond van fiscale overwegingen kruislings overlijdensrisicoverzekeringen gesloten. Uit de polis van verzekering 1 blijkt dat de echtgenoot daarbij als verzekeringnemer optrad en dat er bij overlijden van de consument vóór de einddatum een uitkering van 68.067,04 euro zou worden verricht. Partijen hebben de polis van verzekering 2 niet kunnen overleggen.”

Oudste verzekerde

Aangezien de verzekering 2 en verzekering 1 kruislings waren gesloten, gaat de geschillencommissie er van uit dat bij verzekering 2 de consument als verzekeringnemer optrad en dat er bij overlijden van de echtgenoot vóór de einddatum een uitkering van 68.067,04 euro zou worden verricht. “Volgens de verzekeraar werd de looptijd van de verzekeringen bepaald aan de hand van de leeftijd van de oudste verzekerde, dat was de echtgenoot. De premie werd iedere 5 jaar herzien aan de hand van de verzekerde, voor verzekering 1 was dat de consument. Voor verzekering 2 moet worden aangenomen dat dat de echtgenoot was.”

Gerechtvaardigd?

Bij brief van 3 november 1993 schreef de consument de verzekeraar : ”Bij deze deel ik u mede dat ik mijn levensverzekering met polisnummer […] wil beëindigen.” De verzekeraar heeft op grond hiervan verzekering 2 beëindigd. De vraag is of de verzekeraar er in de zin van artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek op grond van de brief van Consument in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat het verzoek van Consument om verzekering 2 ook overeenstemde met haar wil.

‘Mijn levensverzekering’

De geschillencommissie beantwoordt deze vraag bevestigend. “In de brief spreekt de consument over ‘mijn levensverzekering’ en noemt vervolgens het bijbehorende, juiste polisnummer waarvan zij de verzekeringnemer was. Onmiskenbaar wordt hiermee gedoeld op verzekering 2 en was er geen reden voor de verzekeraar om te twijfelen aan de wens van de consument. Om op grond van de brief van 3 november 1993 verzekering 1 aan te passen of te wijzigen bestond voor de verzekeraar geen enkele aanleiding.”

Op mogen vertrouwen

De geschillencommissie is van oordeel dat de verzekeraar er in de zin van artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek “gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat de consument de overlijdensrisicoverzekering op het leven van de echtgenoot (waarvan zij de verzekeringnemer was) heeft willen beëindigen.” De vordering wordt daarom  afgewezen.

Bron: bijdrage van 4 september 2020 van Ronald Bruins op www.amweb.nl

Vorige pagina