VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Geen, verkeerde of misleidende informatie

Geplaatst op: 28-12-2021, 09:56:29

De verzekerde heeft op 28 december 2017 een gezondheidsverklaring ingevuld. In de gezondheidsverklaring staat onder meer dat de verzekerde veranderingen in zijn gezondheidssituatie na een keuring of het invullen van de gezondheidsverklaring en voor aanvang van de verzekering altijd aan de medische dienst van de verzekeraar moet doorgeven. Toegelicht wordt dat hiermee onder meer wordt bedoeld: nieuwe klachten, verandering of verergering van klachten, het raadplegen van een arts, doorverwijzing naar een arts, medische onderzoeken.

Uit de (medische) stukken blijkt dat de verzekeraar tot en met 30 januari 2018, met inachtneming van de beschikbare informatie over het medisch verleden van de echtgenoot van de consument (de verzekerde), bereid was om een verzekering met de consument aan te gaan. Op 6 februari 2018 heeft de verzekerde zijn huisarts geconsulteerd en hij is bij die gelegenheid naar een medisch specialist doorverwezen. Op 14 februari heeft de medische acceptatie plaatsgevonden. Tot die datum rustte op de verzekerde de verplichting om wijzigingen in zijn gezondheidstoestand, die zijn opgetreden na invulling van de gezondheidsverklaring, maar vóór de medische acceptatie, aan de verzekeraar door te geven.

De verzekerde heeft het bezoek aan de huisarts van 6 februari 2018 en de doorverwijzing naar de medisch specialist niet gemeld aan de medische dienst van de verzekeraar. Door dit na te laten, heeft de verzekerde zijn mededelingsplicht geschonden. De commissie merkt op dat het voor de beantwoording van de vraag of sprake is van verzwijging in juridische zin, het feit dat bij de verzekerde geen opzet in het spel was, niet van doorslaggevend belang is.

Hoezeer ook teleurstellend voor de consument, de verzekeraar kan met succes betogen dat hij (nog) niet tot medische acceptatie zou zijn overgegaan als hij door de verzekerde op de hoogte was gebracht van het meergenoemde huisartsenbezoek van 6 februari 2018 en de doorverwijzing naar de medisch specialist. Dit staat los van het feit dat de (medisch adviseur van de) verzekeraar op 30 januari 2018 (aanvullend) op de hoogte is gesteld van een eerder ziekteverleden van de verzekerde. De bekendheid met deze informatie maakt niet dat de verzekeraar ook geacht wordt bekend te zijn met de latere consultatie van 6 februari 2018 en de doorverwijzing. Voorts heeft de verzekeraar terecht het standpunt kunnen innemen dat hij, als hij op de hoogte zou zijn geweest van de bevindingen van de medisch specialist, als redelijk handelend verzekeraar geen verzekeringsovereenkomst met de verzekerde zou zijn aangegaan.

In de toepasselijke productvoorwaarden (IRV15) van de verzekering staat vermeld dat in geval van verkeerde of misleidende informatie van de verzekerde geen uitkering plaatsvindt als de verzekeraar bij de juiste kennis van zaken geen verzekeringsovereenkomst zou zijn aangegaan. Nu vaststaat dat de verzekeraar op terechte gronden zou hebben kunnen besluiten om geen verzekeringsovereenkomst met de verzekerde aan te gaan, is er geen dekking op de verzekering en bestaat er geen recht op een uitkering. Deze uitspraak is een bindend advies

Bron: Kifid uitspraak nummer 2021-1056

Vorige pagina