VVAZ
Intermedis

Klik hier voor
onze diensten

Intermedis A & A

Hof: terecht royement in hennepzaak ondanks uitblijven vervolging

Geplaatst op: 01-07-2019, 08:30:37

Een verzekeraar mag vergoeding van brandschade weigeren wanneer de verzekerde bij het aangaan van de verzekering heeft nagelaten te melden dat in de betreffende woning kort voordien een hennepkwekerij is ontdekt. Dat geldt ook als dezelfde verzekerde niet is vervolgd en later is geaccepteerd door andere verzekeraars toen hij het voorval wél meldde. Dat blijkt uit een recent gepubliceerd – maar al 5 jaar oud – oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De uitspraak is al in maart 2014 gedaan, maar pas afgelopen week gepubliceerd. De zaak zelf was een lang leven beschoren, want die liep al vanaf 2005. De zaak draait om een man die samen met zijn toenmalige echtgenote in 2003 een opstal- en inboedelpolis sloot via volmachtbedrijf Offermans Joosten. Risicodragers waren gezamenlijk ASR, Reaal, Europeesche en Erasmus.

Ontdekking

Eind maart 2005 ontdekte de politie in de zolder en de kelder een hennepkwekerij. De man werd aangehouden en zat twee dagen in de cel. Hij was tegelijk verwikkeld in een echtscheiding. In verband daarmee vroeg hij aan het volmachtbedrijf de verzekerde sommen voor de opstal- en inboedelverzekering aanzienlijk te verhogen en tevens een aansprakelijkheidsverzekering te sluiten. Op het aanvraagformulier is in april 2005 ingevuld dat er geen feiten zijn die van belang zijn voor het beoordelen van de verzekeringsaanvraag.

Brand niet vergoed

In september van dat jaar wordt brand gesticht in de woning. De schade: € 92.399. Na onderzoek wijst Fortis namens de verzekeraars de claim af wegens het schenden van de mededelingsplicht. In 2007 oordeelt de rechter dat dat terecht is geweest. De man gaat in beroep, waarbij een deskundigenonderzoek wordt gelast.

Deskundigenonderzoek

Het hof wil weten hoe een redelijk handelend verzekeraar bij melding van een strafrechtelijk verleden dan nadere vragen zou hebben gesteld en onderzoek zou hebben ingesteld. Daartoe is een deskundigenonderzoek uitgevoerd door professor Mop van Tiggele. Die heeft bij andere verzekeraars navraag gedaan over hun opvattingen. Daaruit concludeert ze dat geen van de verzekeraars de aanvraag direct zou hebben afgewezen; ze hadden de kandidaat-verzekeringnemer ruimte geboden om aannemelijk te maken dat hij op geen enkele wijze betrokken was bij de hennepkwekerij en dat hij daarvan niet op de hoogte was. Dat past binnen het acceptatiebeleid van een redelijk handelend verzekeraar, aldus Van Tiggele.

Acceptatie

De man voert aan dat hij later bij (geaccepteerde) aanvragen wél zijn inverzekeringstelling en royement heeft vermeld. Maar dat hoeft niet te betekenen dat een redelijk handelend verzekeraar de inboedelverzekering ten onrechte zou hebben geweigerd. Verschillende aspecten spelen een rol, aldus Van Tiggele: “Allereerst het algemene gegeven dat het enkele feit dat een individuele verzekeraar een verzekering wel zou hebben afgesloten, niet impliceert dat hij heeft gehandeld naar de norm van een redelijk handelend verzekeraar. Daarnaast kunnen subjectieve factoren zoals de commerciële relatie met de betrokken assurantietussenpersoon, in een individueel geval de doorslag geven voor een verzekeraar om de verzekering ‘toch maar’ te sluiten.”

Relatie met tussenpersoon

De advocaat van de man werpt de vraag op of het niet tot de gangbare opvattingen in het verzekeringsbedrijf behoort dat subjectieve factoren zoals de commerciële relatie met de assurantietussenpersoon de doorslag kunnen geven bepaalde aanvragers of risico’s wel te accepteren. Maar dat vindt Van Tiggele niet. “Ook al zal het met enige regelmaat voorkomen dat de verzekeraar in een individueel geval het commercieel belang prioriteit verleent. Wat hier ook van zij, bij een toetsing naar de norm van een redelijk handelend verzekeraar zoals hier aan de orde, staat een inhoudelijke beoordeling van het ter verzekering aangeboden risico centraal en daarin past niet het meewegen van subjectieve factoren als hierboven bedoeld.”

Andersoortige verzekeringen

Tot slot zijn de andere verzekeringen minimaal twee jaar na het voorval gesloten, terwijl de aanvraag voor de opstal- en inboedelpolis slechts twee weken na het oprollen van de hennepkwekerij is gedaan, stipt Van Tiggele aan. “Er kon in ieder geval nog geen enkele aanwijzing zijn dat [de man] in zijn nieuwe leven na de scheiding er een ‘schone’ levenswijze op na hield. Voorts geldt voor het merendeel van de latere verzekeringen dat deze niet betrekking hebben op een opstal- en inboedelverzekering en daarbij dus de bij uitstek aan een illegale hennepkwekerij verbonden verhoogde risico’s van brand en kortsluiting voor de dekking geen rol spelen.”

Overigens kan een verzekeraar best in redelijkheid besluiten om bij een bestaande relatie, over wie hij meer informatie heeft dan over een nieuwe relatie, ondanks een strafrechtelijk verleden toch de verzekering te accepteren.

Uitblijven vervolging speelt geen rol

Het hof stelt nog dat het feit dat de aanvrager uiteindelijk niet is vervolgd voor de exploitatie van de hennepkwekerij, bijdraagt aan de aannemelijkheid dat hem ter zake geen strafbaar feit viel te verwijten. “Dit een en ander werpt echter geen ander licht op de afhandeling van de verzekeringsaanvraag zoals die in april/mei 2005 zou hebben plaatsgevonden”, is de conclusie. Het hof oordeelt dan ook dat de verzekeraars de aanvraag voor de opstal- en inboedelverzekering destijds zouden hebben afgewezen. “Dit is in overeenstemming met de gedragslijn van een redelijk handelend verzekeraar. Fortis c.s. hebben de verzekering derhalve terecht overeenkomstig artikel 251 K (oud) vernietigd, zodat de rechtbank het gevorderde op goede grond heeft afgewezen.”

Bron: bijdrage van 25 juni 2019 van Rob van de Laar op www.amweb.nl                                        

Vorige pagina